Belastingplan 2024

Woensdag 20 september 2023
Hieronder een aantal genoemde wetswijzigingen in Belastingplan 2024.

5. Algemene toelichting maatregelen in wetsvoorstel Belastingplan 2024
5.1 Verhoging tarief box 3 in 2024 en niet indexeren heffingvrij vermogen (pdf, pagina 35)

Het kabinet stelt voor om het tarief in box 3 in 2024 met 2%-punt te verhogen. In het Belastingplan 2023 is bepaald dat het tarief in box 3 met ingang van 1 januari 2024 stijgt van 32% naar 33%, en met ingang van 1 januari 2025 stijgt naar 34%. Door de voorgestelde maatregel in dit wetsvoorstel wordt het tarief al met ingang van 1 januari 2024 verhoogd van 32% naar 34%. In 2025 blijft het tarief conform het huidige basispad 34%. Daarnaast stelt het kabinet voor om het heffingvrije vermogen in box 3 niet te indexeren met ingang van 1 januari 2024. Daardoor blijft het heffingvrije vermogen € 57.000 (€ 114.000 voor fiscale partners gezamenlijk).

5.2 Verfijningen en verduidelijking van box 3 (pagina 35 e.v.)

Aandeel in een VvE en geld op een derdengeldenrekening onder banktegoeden scharen
Het kabinet stelt voor om een aantal vermogensbestanddelen alsnog onder de categorie banktegoeden te brengen. Het gaat om het lidmaatschapsrecht in een vereniging van eigenaars (VvE) en geld op een derdengeldenrekening van een notaris of gerechtsdeurwaarder. Deze vermogensbestanddelen vallen momenteel in de categorie ‘overige bezittingen’, waarvoor in 2023 een forfaitair rendementspercentage van 6,17% geldt. Dit vermogen bestaat echter in de regel uit geld dat wordt aangehouden op een bankrekening. Het forfaitaire rendementspercentage voor banktegoeden, 0,01% in 2023, zal daardoor beter het rendement op dit vermogen weerspiegelen dan het rendementspercentage voor overige bezittingen. Daarom vindt het kabinet het passend om dit vermogen onder de categorie ‘banktegoeden’ te brengen. Voorgesteld wordt deze aanpassing met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023 te laten gelden.

Defiscaliseren onderlinge vorderingen en schulden bij partners en minderjarige kinderen
Het kabinet stelt daarnaast voor om onderlinge vorderingen en schulden in box 3 tussen fiscale partners en tussen ouders en minderjarige kinderen te defiscaliseren. Voorgesteld wordt deze aanpassing eveneens met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023 te laten gelden.

5.3 Verhogen gerichte vrijstelling reiskostenvergoeding (pdf, pagina 41)

De voorgestelde verhoging van het maximum van de onbelaste reiskostenvergoeding naar € 0,23 per zakelijke kilometer geldt voor werknemers in de loonheffing, maar wordt eveneens voorgesteld voor de aftrekbaarheid van de reiskosten van IB-ondernemers en resultaatgenieters waar het gaat om het gebruikmaken van een vervoermiddel dat behoort tot het privévermogen. Daarnaast kent de Wet IB 2001 nog enkele forfaits waarbij eveneens het bedrag van de maximale onbelaste reiskostenvergoeding wordt gebruikt. Om de hoogte van deze forfaits uniform te houden, wordt voorgesteld deze eveneens te verhogen. Dit betreft:
- aftrek specifieke zorgkosten voor reiskosten ziekenbezoek;
- kilometervergoeding voor weekenduitgaven gehandicapten; en
- giftenaftrek als een vrijwilliger afziet van reiskostenvergoeding.

5.4 Afschrijvingsbeperking gebouwen in de inkomstenbelasting (pdf, pagina 43)

In de winstsfeer en in de sfeer van resultaat uit overige werkzaamheden is afschrijving op een gebouw alleen mogelijk indien de boekwaarde hoger is dan de bodemwaarde van het gebouw. Voor ondernemers en resultaatgenieters in de IB is de bodemwaarde voor gebouwen die ter beschikking worden gesteld aan derden gelijk aan de Waardering Onroerende Zaken (WOZ)-waarde en voor gebouwen in eigen gebruik 50% van de WOZ-waarde. Voor belastingplichtigen in de vennootschapsbelasting (Vpb) is bodemwaarde voor gebouwen in eigen gebruik sinds 1 januari 2019 de WOZ-waarde. Voorgesteld wordt een vergelijkbare afschrijvingsbeperking in de winstsfeer van de IB in te voeren. In de IB gaat dan eveneens de WOZ-waarde als bodemwaarde voor gebouwen in eigen gebruik gelden. Na deze wijziging geldt voor alle gebouwen die als bedrijfsmiddel worden gebruikt een afschrijving tot maximaal de WOZ-waarde, ongeacht of het een gebouw in eigen gebruik of ter belegging is en ongeacht of het in een IB-onderneming (of in de resultaatsfeer) of een in onder de Vpb vallend lichaam (Vpb-plichtig lichaam) wordt gebruikt.
Een verhoging van de bodemwaarde heeft tot gevolg dat er minder of geen ruimte voor afschrijving is. Deze maatregel zorgt er daarentegen in het algemeen wel voor dat het verschil tussen de boekwaarde en de toekomstige verkoopwaarde kleiner is, met als gevolg dat de belastbare winst bij verkoop van het gebouw lager is.


Bron: Rijksoverheid